2 juni 1970. Bruce draait de Lavant Straight op. Het lange rechte stuk op het Goodwood Circuit in Engeland. Zoals elke coureur doet, trap ook Bruce het gas in. Het kabaal van de V12 achter hem geeft hem het gevoel dat hij nog harder kan. Hij rijdt hier in een nieuw ontwikkelde CanAm auto: de M8D. Het gaspedaal wordt nog wat verder ingedrukt en het gebrul van de motor zet nog een tandje bij. Het lange stuk wordt snel korter en de testrit lijkt een succes te worden. Maar dan begint de auto grip te verliezen. De achterwielen weten niet meer waar ze al die paardenkrachten moeten plaatsen en het geheel begint stuurloos te raken. Bruce probeert in te grijpen en stuurt met al zijn kracht tegen, maar het was al te laat. De aankomende Goodwood bocht zou hij niet meer halen. Het voortuig vloog stuurloos van de baan en klapte tegen een bunker. Bruce McLaren stierf die dag, maar liet een legende achter.
De man werd 32 jaar eerder geboren in Auckland in Nieuw Zeeland. Hij groeide daar op onder de hoede van Les en Ruth McLaren. Bruce was vanaf zijn geboorte al geen vreemde voor alles wat met auto’s te maken had. Zijn ouder bezaten namelijk een kleine garage waar de jonge Bruce dagelijks te vinden was. Eerst tot vervelends aan toe op zijn driewieler waarvoor hij af en toe gereedschap stal om hem sneller te maken. Later om aan zijn eigen auto’s te sleutelen. Bruce behaalde op zijn 15de zijn rijbewijs en wist daar gelijk goed gebruik van te maken. Zijn vader leende hem een net opgeknapte Austin Healey mee kon doen aan verschillende races. Al snel groeide hij naar de Bob Tail Cooper waarin hij zichzelf in het oog wist te spelen van Jack Brabham. Omdat McLaren zoveel potentieel liet zien op de Australische circuits, werd hij uitgekozen om als eerste mee te doen aan het “Driver to Europe” programma. Dit was opgezet om Australische en Nieuw Zeelandse coureurs een jaar lang mee te laten draaien met de beste van de beste. Bruce vloog in 1958 naar Engeland. Hier startte hij als “the new kid” bij het team van Cooper waar hij na het eerste seizoen al ingepland stond als 2de coureur voor het daaropvolgende seizoen. In 1959 won hij als jongste coureur ooit een F1 race in de Verenigde Staten. Hij was op dat moment 22. Vele titels zoals het overbekende Monaco zouden nog volgen. Meerderen hiervan in andere takken van de racerij. McLaren zou uiteindelijk 7 jaar voor Cooper blijven rijden.
In 1965 kocht hij een kleine garage vergelijkbaar met degene die zijn ouders in Nieuw Zeeland ook hadden. Deze kreeg een simpele naam: Bruce McLaren Motors. Zijn team ‘Down Under’ in de Tasman serie. Hij zette zijn zelf gebouwde 2,5 liter Coopers in en contracteerde de getalenteerde Timmy Mayer. Bruce won uiteindelijk het kampioenschap, maar deed dat niet op een vrolijke noot. Zijn nummer 1 coureur kon deze gebeurtenis namelijk niet meemaken. Tijdens de oefening voor de laatste race van de serie, verongelukte Timmy helaas. Deze gebeurtenis luidde een nieuwe tijd in voor Bruce McLaren, Teddy Mayer en Tyler Alexander. Zij zouden namelijk McLaren Racing Ltd. starten. Het bedrijf dat we tot op de dag van vandaag nog steeds kennen. En hoewel Bruce in deze tijd zijn technologische meerdere moest herkennen in de auto’s van Chaparral Cars, waren de auto’s waarop zijn naam stonden veel betrouwbaarder. Dit feit werd dan ook regelmatig beloond met de winst tijdens een race. Bruce introduceerde hier dan ook de mentaliteit die het bedrijf vele jaren later nog steeds heeft. Een die onder leiding van Ron Dennis nog meer kracht is bijgezet.
Bruce was nog steeds een steengoede coureur, maar begon toch wat minder te presteren tegenover zijn concurrenten. Hij wist nog wel een zege te pakken in zijn eigen ontwikkelde McLaren-Ford F1 wagen op Spa in 1968. Maar tegen deze tijd stond er al iets veel belangrijkers op het rooster. Het team was namelijk al bezig om de Canadian-American Challenge Cup op zijn kop zetten. Ze wonnen uiteindelijk vijf van de zes races in 1967, vier van de zes in 1968 en alle elf in 1969. Een prestatie die geen gelijke kent en de laatste van Bruce McLaren.